Ik ben Claudia Castelen en oprichter van Stichting Nooit Alleen. Al lange tijd had ik de wens om een stichting op te richten die als doel had om de sociaal zwakkeren in Suriname een helpende hand te bieden. Mijn verhaal begint in Suriname waar ik op veertienjarige leeftijd mijn moeder een zus verloor in de SLM –vliegtuigramp van 1989. Hierdoor voelde ik mij direct verantwoordelijk voor mijn jongere zus en broer. In 1991 ben ik samen met hen naar Nederland vertrokken. In 1997 werd zes maanden na de geboorte van mijn zoon de diagnose kanker bij mij geconstateerd. Na de eerste operatie kwam deze rotziekte weer ergens in mijn lichaam opduiken! “ik heb slecht nieuws: de ziekte is terug en u hebt uitzaaiingen naar de longen”, waren de woorden van mijn behandelend arts. De grond zakte onder mijn voeten. Ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen en mijn wereld stortte op dat moment in.
Doordat ik gehoor heb gegeven aan mijn lichaam en dankzij de vorderingen van de medische wetenschap, heb ik deze ziekte overleefd. Daarvoor ben ik erg dankbaar. Ik heb ervaren dat kanker niet alleen de patiënt treft, maar zeker ook zijn of haar familie en vrienden. Ik ben mij ervan bewust dat hoe eerder een ziekte als kanker ontdekt wordt, hoe groter de overlevingskans is. Behandeling, maar ook voorlichting zijn dus essentieel. Als ik in Suriname had gewoond, had ik de ziekte zeker niet overleeft. In Suriname zijn ziektes als kanker en HIV nog steeds taboe en behandelingen zijn niet beschikbaar voor iedereen. Trajecten voor uitbehandelde patiënten staan in Suriname nog in de kinderschoenen. Veel mensen in Suriname sterven aan kanker, omdat ze te laat naar de dokter gaan. Vooral de sociaal zwakkeren worden extra hard getroffen. Dit gaat mij aan het hart. Om deze reden heb ik samen met de andere bestuursleden Stichting Nooit Alleen opgericht.
Cancer jij bent niet mijn licht en de comfort van mijn ziel, maar de dokters en medicijnen zijn
wel mijn ruggensteun en toeverlaat, zij alleen hebben mijn vermoeide lichaam weer gratie en rust gegeven.
Gedicht en speciale dank aan: dhr. Iwan Rink